Herinneringen - pagina 2




INLEIDING OP DE HERINNERINGEN VAN ZUSTER LUCIA

Alvorens over te gaan op de eigenlijke bespreking van deze eerste vier Herinneringen, leek het ons wenselijk om, zij het in het kort, onze bedoelingen mee te delen, de beperkingen aan te geven die wij ons hebben opgelegd en welke werkwijze wij gevolgd hebben.

Deze uitgave van de Herinneringen van zuster Lucia geeft de vertaling van de Portugese tekst, naar het handschrift dat bewaard wordt in het bisschoppelijk archief van Leiria, voorafgegaan door een korte inleiding. Wij zijn de huidige bisschop van Leiria-Fatima dankbaar voor zijn toestemming tot de publicatie hiervan. Dit boek is natuurlijk niet een kritische uitgave, in de technische zin van het woord. Dat wordt gedaan door de Afdeling voor Studie en Verspreiding van het heiligdom van Fatima, onder de titel Kritische Documentatie van Fatima.
Dit is dus een populaire uitgave, een eenvoudige weergave van een tekst die zo bijzonder is, dat zij de hele mensheid aanspreekt. Als wij spreken over een eenvoudige weergave bedoelen wij daarmee niet dat wij onszelf geen kritische eisen hebben opgelegd. Wij vonden het bijvoorbeeld niet nodig om bij alles wat in dit boek geschreven wordt de bronnen te vermelden. Maar de lezer mag rustig aannemen dat wij van alles wat hier wordt beweerd, in de inleiding of voetnoten, de herkomst kunnen aantonen.

Een populaire uitgave als deze moet beperkt blijven. Zo mogen er niet te veel citaten en opmerkingen in voor komen, maar genoeg om de tekst vlot leesbaar te maken. Dus alleen wanneer wij het echt nodig vonden om enige uitleg toe te voegen, hebben wij dat  gedaan.Anderzijds leek het ons gerechtvaardigd om aan het geschrift van zuster Lucia, hoe eenvoudig en ongekunsteld het ook is, de normale indeling van een boek te geven. Wij hebben dat gedaan in de vorm van delen, hoofdstukken en paragrafen met titels overeenkomstig de inhoud. Om aan te geven dat indelingen, titels en opmerkingen van onze hand komen en niet van Lucia zijn, hebben wij deze cursief  gedrukt.

Enerzijds vormen dit voor de lezer rustpunten bij een wat lange tekst en aan de andere kant geven de titels aan waar het volgende gedeelte over zal gaan. Zo hopen wij, met behoud van de authenticiteit van de oorspronkelijke tekst, de leesbaarheid vergroot te hebben.

De opmerkingen en verwijzingen onderaan de bladzijden geven extra informatie die ons nodig leek voor het goed begrijpen van een bepaalde tekst. Wij bieden in de eerste plaats een, noodzakelijkerwijs korte, biografie van zuster Lucia; vervolgens een beknopte uiteenzetting van de litteraire kwaliteiten van de schrijfster en tenslotte een algemene inleiding tot haar Herinneringen. Aan elk van de vier Herinneringen gaat een korte inleiding vooraf.

BIOGRAFIE VAN LUCIA

“Op 30 maart 1907 heb ik een kind van het vrouwelijk geslacht, geboren in Aljustrel om negentien uur op 22 maart j.l. gedoopt in de parochiekerk van Fatima… etc. en het de naam Lucia gegeven” aldus de doopakte. De ouders waren António dos Santos en Maria Rosa, wonende te Aljustrel, een dorpje dat bij de parochie van Fatima hoorde.

Als jongste van zeven kinderen, vijf meisjes en een jongen, was Lucia het lievelingetje van allemaal. Lucia’s moeder was een voorbeeldige vrouw en tegenslagen, die het gezin niet bespaard bleven, werden door haar moedig gedragen. Toen Lucia zes jaar oud was deed zij haar Eerste Communie, waarvan de lezer in dit boek de beschrijving met een glimlach en bewondering zal tegenkomen. 

Om het hare bij te dragen aan het gezinsbudget, begon op die leeftijd ook haar leven als herderinnetje. In het begin, in 1915, werd zij daarbij vergezeld door alle jongetjes en meisjes uit Aljustrel en omgeving. Vanaf 1917 gaan meestal alleen nog Francisco en Jacinta met haar mee. Dat is het jaar van de verschijningen van Onze Lieve Vrouw. Bij de verschijningen neemt Lucia een bijzondere plaats in. Zij is de enige die met de verschijning spreekt en van haar ontvangt zij een speciale boodschap, die zij later moet doorgeven. Samen met haar neefje en nichtje verduurt zij het leed dat de verschijningen voor hen met zich meebrachten. 

Maar zij is de enige die nog lang op deze wereld zou moeten blijven om haar opdracht te volbrengen. Zo krijgt ze van Onze Lieve Vrouw de opdracht om te leren lezen en inderdaad gaat zij na de verschijningen naar school. Met haar intelligentie en goede geheugen komen de eerste woordjes er al snel in.

Na de verschijningen was Lucia natuurlijk de ‘zieneres’, met alle risico’s van dien, waartegen zij in bescherming genomen moest worden. Leiria werd opnieuw opgericht als bisdom en de pas benoemde bisschop zag het als zijn eerste taak te zorgen voor de opvoeding van Lucia en haar te onttrekken aan de gevaren die zij als ‘wonderdoenster’ zou lopen. Op 17 juni 1951 deed zij haar intrede als interne leerlinge van het college van de zusters Dorothea’s in Vilar, dat tegenwoordig bij Porto hoort.

Wij schetsen haar zoals zij er, net als op de, zo langzaamaan óverbekende foto’s van haar, in die tijd moet hebben uit gezien. “Hoog, breed voorhoofd; grote, bruine, levendige ogen; dunne wenkbrauwen; geprononceerde neus, brede mond en dikke lippen, ronde kin. Kortom, een gezicht met sterk getekende trekken, maar sympathiek. Zacht, rossig haar. Klein van stuk maar, tamelijk groot voor haar leeftijd (zij was toen ruim dertien jaar). Zij maakt een ernstige maar onschuldige indruk. Hoewel zij beschikt over een levendige intelligentie, is zij bescheiden en heeft ze geen pretenties. Aan haar forse handen is te zien dat zij gewend is ermee te werken”.

Als veertienjarige neemt zij haar intrek in een internaat van Porto, waar zij een uitstekende morele en godsdienstige opvoeding krijgt. Helaas komt het culturele niveau niet uit boven dat van de basisschool. Wel leert zij heel goed allerlei vrouwelijk handwerk. Toch zal Lucia met haar begaafdheden, goede geheugen, leergierigheid en ernst uit dat alles een redelijk volledige vorming halen.

Voordat Lucia op het internaat kwam, was bij haar al wel eens de gedachte opgekomen in het religieuze leven te gaan. Het intens godvruchtig leven op het internaat zette haar verder aan het denken en haar eerste gedachten gingen uit naar de Karmelietessen… Maar het voorbeeld van en dankbaarheid jegens haar opvoeders deden haar keuze vallen op het Instituut van de heilige Dorothea.

In die tijd hadden de zusters van de H.Dorothea hun noviciaat in Tuy, Spanje. Daar ging Lucia dan ook heen, op 24 oktober 1925, achttien jaar oud. Eerst deed ze haar postulaat in het huis dat de Dorothea’s hadden in Pontevedra, in de Isabel II straat. Daar verbleef ze van 25 oktober 1925 tot 20 juli 1926, de dag waarop zij aankwam in het huis in Tuy om daar haar postulaat af te maken. Met haar inkleding (het dragen van het habijt) begon op 2 oktober 1926 haar noviciaat. Na twee jaar doet zij daar op 3 oktober 1928 haar professie. Zes jaar later wordt zij overgeplaatst naar het huis in Pontevedra, om in Mei 1937 weer terug te gaan naar Tuy. 

Negen jaar later, in mei 1946, krijgt ze opdracht terug te gaan naar Portugal. Zij krijgt een paar dagen de tijd om de Cova da Iria en Aljustrel te bezoeken en de preciese locaties van de verschijningen aan te wijzen. Haar verblijfplaats wordt dan het Huis van Sardão in Vila Nova da Gaia, bij Porto. Toch was haar wens om een leven van meer afzondering te leiden nooit bij haar weggegaan en van Paus Pius XII kreeg zij toestemming om in te treden bij de Karmelietessen. Dat gebeurde op 25 maart 1948, toe zij intrad in het huis van de H.Theresia in Coïmbra. Daar leidde zij een leven van gebed en boete tot haar dood, op 13 februari 2005.


LITTERAIRE EIGENSCHAPPEN VAN LUCIA

Na alles wat er over Fatima geschreven is, mogen we ons aansluiten bij de woorden van de schrijver Antero de Figueiredo, aangespoord door zijn boek: “Het licht, het felle, heldere licht van dit boek komt rechtstreeks uit de zuivere, diepe en toch wonderlijk eenvoudige ziel van de zieneres Lucia van Jezus”.

Laten wij vooropstellen dat in de geschriften van Lucia altijd het gemis aan culturele vorming merkbaar blijft. Maar wat bij anderen een niet te accepteren gebrek zou zijn, wordt bij Lucia aangevuld door haar grote natuurlijke gaven. Meer dan eens erkent Lucia onbevangen haar ''onbekwaamheid en haar tekortkomingen'' en zegt ze zelfs letterlijk: ''Ik kan niet eens echt goed schrijven”. Toch vormen haar spelfouten nooit een belemmering om de dingen helder en duidelijk uiteen te zetten en soms is haar stijl hierdoor aantrekkelijk en krachtig.

Haar litteraire kwaliteiten zijn als volgt samen te vatten: heldere en duidelijke weergave van haar gedachten; diep en fijn ontwikkeld gevoelsleven; een rijke fantasie; goed gevoel voor humor, wat fleur geeft aan haar verhaal; een fijngevoelige, nooit kwetsende ironie en een buitengewoon scherp geheugen voor details en omstandigheden. De gesprekken komen van binnenuit, alsof de personen bij haar aanwezig waren toen ze schreef. Het landschap beschrijft ze alsof ze er middenin stond. De karakter- beschrijving van haar neefje en nichtje, de biechtvaders en andere personen die in het boek voorkomen getuigt van buitengewoon scherp psychologisch inzicht. Wanneer ze te ver van haar onderwerp afdwaalt, erkent ze dat ruiterlijk en weet ze met flair naar het betreffende onderwerp terug te keren.

Weliswaar klinkt haar veelvuldig lezen van vrome geschriften soms al te zeer door, maar haar natuurlijkheid, levendigheid en opgewektheid voeren uiteindelijk altijd de boventoon. Hoe gevoelig heeft ze niet haar nachtelijk afscheid van de geliefde plaatsen van de verschijningen, op de vooravond van haar vertrek naar Porto, beschreven! En hoe leuk vestigt ze de aandacht op de zilveren gespen van de schoenen van die kanunnik! En dan de landelijke sfeer die zij oproept met die  herdersliedjes!

Lucia weet wat ze wil en zo doet ze het ook. Haar innerlijke rust is zo groot, dat zij haar dagtaak als dienstdoende non en het werk dat het schrijven van dit boek met zich meebrengt, weet te combineren zonder de draad van het verhaal te verliezen of de logica van een gedachtengang af te breken. Alleen een evenwichtige persoonlijkheid speelt dat klaar.

Bij verschillende gelegenheden zegt Lucia “dat ze zich geïnspireerd voelt” om te schrijven. Natuurlijk moeten wij deze uitdrukking niet al te letterlijk opvatten, zoals een of andere vervelende criticus meende te moeten doen. Dat neemt niet weg dat zij overtuigd was van een speciale bijstand van God bij het schrijven. Als wij goed lezen wat zij daarmee bedoelt blijkt dat zij bij het schrijven duidelijk Gods aanwezigheid voelt en zich voelt “bijgestaan”, meer niet. Toen haar hiernaar gevraagd werd, zei zij: ‘“Geïnspireerd” wil zeggen dat men zich inwendig aangespoord voelt om iets te doen’.

Dit heeft dus niets te maken met de ‘waarheidsgetrouwheid’ van de H.Schrift. Lucia kan zich vergissen in de mystieke ‘vertaling’ van haar ervaringen, omdat ‘interpretatie’ op zichzelf moeilijk is. Soms twijfelt ze zelf of het wel de Heer is die tegen haar spreekt; soms ook geeft ze toe dat het onmogelijk is, de inhoud van de mystieke genade mee te delen. Het mag ons dus niet verbazen dat bij nadere bestudering hier en daar wat foutjes in data, feiten en omstandigheden gevonden zijn, die niet essentieel zijn. Zelfs wanneer ze ons verzekert dat zij de woorden van Onze Lieve Vrouw ‘letterlijk’ citeert, mogen wij hier niet meer van maken dan dat zij dit eerlijk meent te doen. Waarvan Lucia altijd zeker zegt te zijn, is van de betekenis, de zin van wat ze  meedeelt.

Wat betreft data, weten wij dat Lucia onzeker is. Deels doordat zij, net als haar neefje en nichtje, te klein waren om dagen, en natuurlijk nog minder maanden en jaren, te tellen. De data van de verschijningen van de Engel herinnert Lucia zich bijvoorbeeld niet en hiervoor moet zij haar toevlucht neem tot de herinneringen van de jaargetijden, waarmee de plattelandskinderen natuurlijk meer vertrouwd waren. Maar de belangrijkste oorzaak van dat gebrek aan geheugen van tijden, ligt in het realistisch karakter van de herinneringen van Lucia, dat steeds het wezenlijke vasthoudt.

Overigens mogen wij de lezer een algemene regel voorhouden die geldt bij de interpretatie van mededelingen van mystici over hun bovennatuurlijke ervaringen: het is altijd een ‘vertaling’, niet noodzakelijk een letterlijke weergave van de bovennatuurlijke openbaringen. Toch is het alleen de mysticus zelf die hierover betrouwbare mededelingen kan doen.

Nog een laatste opmerking om de lezer voor te bereiden op het lezen van deze wonderbare bladzijden. Men moet onderscheid maken tussen wat Lucia ons meedeelt als de Boodschap vanuit de hemel en haar persoonlijke interpretatie of gedachtegang. Afgezien van de moeilijkheden die, zoals gezegd, bij iedere ‘vertaling’ van een mystieke ervaring aanwezig zijn, bieden de mededelingen over de Boodschap vanuit de hemel meer garantie van waarheid dan haar eigen interpretatie.

Maar we mogen veronderstellen dat, als God bij de gebeurtenissen in Fatima zulke duidelijke tekenen van Zijn aanwezigheid gaf, Hij ook speciale bijstand verleend zal hebben om te zorgen dat de zienertjes, die daarvoor waren uitgekozen, de Boodschap, door de Maagd Maria overgebracht, duidelijk zouden overbrengen. We kunnen een vergelijking trekken met de Kerk. Als God zijn Kerk een Boodschap van Verlossing wilde meedelen, mogen wij aannemen dat Hij haar ook de nodige eigenschappen heeft gegeven om die Boodschap betrouwbaar over te brengen.

Lucia ‘mediteert’ vaak over de woorden en gebeurtenissen. Het is duidelijk dat zij een bevoorrechte tolk is, maar toch … zij blijft slechts een tolk. Daarom mag aan die persoonlijke overpeinzingen niet het gewicht worden toegekend dat gegeven wordt aan de Boodschap die haar rechtstreeks werd overgebracht.


LITTERAIR GENRE VAN DE 'HERINNERINGEN'

De titel 'Herinneringen' leek ons het best passen bij de vier geschriften van Lucia die de lezer straks onder ogen zal krijgen, hoewel ze soms meer lijken op brieven en op andere plaatsen meer weg hebben van autobiografieën.

Het is duidelijk dat Lucia bij het schrijven van deze bewonderenswaardige documenten geen litteraire pretenties heeft gehad. Zij schreef omdat het haar werd opgedragen. Ja, men kan stellen, dat zij nooit iets schreef uit eigen beweging. Dat wil niet zeggen dat zij zich niet vaak, al schrijvend, liet meeslepen door het onderwerp en dat wij op zulke plaatsen inderdaad wel van litteratuur zouden kunnen spreken, die echter steeds spontaan en duidelijk is, meer bijkomstig dan  opzettelijk.

Lucia maakte zich dus geen enkele zorg om enig litterair genre en het woord Herinneringen zou voor haar niet méér zijn dan het eerlijk zeggen wat zij nog uit haar verleden weet. Omdat zij aanvankelijk niet wist hoe zij de opdracht om iets over het leven van Francisco en Jacinta te vertellen moest uitvoeren, kwam zij zelf op het idee om dat onbevangen in de vorm van brieven aan de bisschop te doen. Wij moeten deze geschriften dus niet als 'brieven' zien in de gewone zin van het woord, wat men dan terecht een litteraire fictie zou kunnen noemen. 

Maar Lucia wil overbrengen wat zij nog weet over belevenissen uit het verleden m.b.t zichzelf of anderen en dan gaat het echt om Herinneringen. Ook hebben we niet te doen met een biografie of autobiografie, noch van  haarzelf en  nog minder van  Francisco  of Jacinta.

Wat Francisco en Jacinta betreft, hebben wij te doen met een op een rij zetten van herinneringen rond de voornaamste feiten uit hun leven. In een biografie of autobiografie wordt méér gezegd dan in alleen maar herinneringen. In het eerste geval is sprake van een systematisch geheel, eventueel gebruik makend van documenten en onderzoeken.

Maar Lucia heeft het verleden nog helder voor ogen. En wat een verleden! Dacht ze terug aan haar neefje en nichtje, dan was het een deel van haar eigen leven; dacht ze terug aan de verschijningen van de 'Dame', dan was die herinnering als met vuur in haar ziel en geheugen gebrand. 

Zelf verklaart zij dat die dingen zich zo helder in onze ziel zijn gaan prenten, dat vergeten bijna onmogelijk is. Daarom kan men stellen dat deze Herinneringen een herlezen zijn van alles wat, eens en voor altijd, in het diepst van haar hart staat gegrift. Meer dan dat zij zich het verleden herinnert, lijkt het of zij het herleeft. Dat verklaart ook het grote gemak waarmee zij alles opschrijft: zij leest wat in haar  omgaat.

THEMA VAN DE HERINNERINGEN

In de inleiding bij iedere Herinnering geven wij het centrale thema aan van wat volgt. Toch leek het ons van belang om hier het voornaamste doel van HerinneringenI aan te geven, namelijk het heldhaftige leven van de reeds overleden en nu zalige Francisco en Jacinta grotere bekendheid te geven. Het is een feit dat het broertje en zusje bij het eerste contact al voor zich innamen door hun natuurlijke onbevangenheid en vriendelijkheid. En dat nog zonder hun mooi en rijk zielenleven te kennen! Omdat wij menen dat dit de eerste stap kan zijn naar grotere genegenheid en naar het verlangen om ook hun innerlijke rijkdom beter te kennen en te willen navolgen, geven wij hier de oudste ons bekende beschrijving van hen.

Wij citeren hier de bekende brief van Dr. Carlos de Azevedo Mendes aan zijn verloofde, waarin hij zijn indrukken beschrijft van een bezoek aan Aljustrel en de Cova da Iria op 7 september 1917. Over Francisco zegt hij niet veel, maar wat hij over hem zegt is volledig en duidelijk: “… Francisco kwam binnen. Puntmuts stevig over zijn hoofd gedrukt, heel kort vestje, bloes net onder het jasje vandaan komend, strakke pantalon, echt een heertje. Een knap joch! Heldere blik en kinderlijk gezicht. Openhartig beantwoordde hij mijn vragen”.

Twintig dagen later, op 27 september, kwam ook kanunnik Formigão de kinderen in Aljustrel ondervragen. Francisco was het eerst aan de beurt. De inhoud van de antwoorden zijn nu even niet relevant, maar wel de indrukken die de geleerde, vrome priester van hem kreeg: "Een negenjarige jongen kwam op zijn dooie gemak binnen; zijn pet hield hij op, ongetwijfeld omdat hij vergat dat hij die af moest zetten. Ik vroeg of hij op een stoel naast mij kwam zitten. Dat deed hij meteen, zonder enige tegenzin”.

Deze twee citaten uit authentieke, originele documenten laten ons zien dat Francisco voor en tijdens de verschijningen van Onze Lieve Vrouw een vrolijke, levendige en ongecompliceerde herdersjongen was, zonder problemen of complexen van welke aard ook.

Van Jacinta gaf Dr.Carlos Mendes een iets uitgebreidere beschrijving: "Jacinta, een klein, schuchter ding, kwam langzaam naar mij toe. Ik zette haar op een kist en ging er zelf dichtbij zitten. Ze is echt een engeltje… Ze had een oude, versleten doek met rode blaadjes om haar hoofd; de punten waren aan de achterkant aan elkaar geknoopt. Ze droeg een jasje, dat ook niet bepaald schoon was, en een wijde, roodachtige rok, zoals in die streek gedragen wordt. 

Zo zag ons engeltje er uit. Ik zou graag haar gezicht beschrijven, maar ik ben bang dat ik niet verder kom dan een vage schets. De manier waarop zij haar hoofddoek droeg, accentueerde haar gelaatstrekken. Ze heeft levendige, donkere ogen, een engelachtige blik en innemende vriendelijkheid. Wat het precies is weet ik niet, maar je voelt je meteen tot haar aangetrokken. 

Ze was heel verlegen en met moeite kreeg ik op mijn vragen een paar antwoorden los. Na een poosje met haar te hebben gepraat en (lach niet!) gespeeld kwam Francisco. Jacinta begon zich meer op haar gemak te voelen. Even later kwam Lucia. Je kan je niet voorstellen hoe blij Jacinta was toen ze haar zag! Ze was een en al lach en rende naar haar toe, om niet meer uit haar buurt weg te gaan. Een schitterend tafereel…”.

De beschrijving van kanunnik Formigão was iets korter, maar verschilt niet van wat wij hierboven gelezen hebben: ''Ze heet Jacinta de Jesus en is zeven jaar… tamelijk lang voor haar leeftijd, smal maar niet echt mager, een goed gevormd gezicht, bruin getint, eenvoudig gekleed, een rok tot aan haar enkels; ze ziet eruit als een gezond kind, volkomen normaal, lichamelijk en geestelijk. In het begin was zij verlegen vanwege de mensen die bij mij waren en die zij kennelijk niet had verwacht. Kort en bijna onhoorbaar gaf zij antwoord op mijn  vragen''.





Het dagblad O Século was de eerste die, op 15 oktober 1917, een foto van de herdertjes publiceerde 
en in het hele land het zonnewonder bekend maakte.







De drie zienertjes Francisco (9), Lucia (10) en Jacinta (7) 
bij de kleine steeneik waarboven Onze Lieve Vrouw verscheen op iedere dertiende van de maand, van mei tot oktober 1917







Het kapelletje dat in 1918 werd gebouwd op de
plek waar de verschijningen hadden plaats gevonden.






Het beeld dat sinds 13 juni 1920 wordt vereerd
in de kapel van de verschijningen.
Op 13 mei 1946 werd het plechtig gekroond door kardinaal Masella
en in de kroon is de kogel gemetseld die na de aanslag
van 13 mei 1918 in de jeep
van paus Johannes Paulus II werd aangetroffen





Geen opmerkingen: